• ra·ket
enkelvoud meervoud
naamwoord raket raketten
verkleinwoord raketje raketjes

[A] raket v / m

  1. (militair) (ruimtevaart) cilindervormig projectiel dat door een naar achteren gerichte, gecontroleerde ontploffing wordt voortbewogen
     SLS moet de grootste en krachtigste raket ooit worden. In 2024 wil NASA er astronauten mee naar de maan brengen.[8]

[B] raket o / v

  1. (sport) (netsporten) steel met daaraan een ovaal raam dat met een net is bespannen, gebruikt om een balletje of pluimpje te kaatsen
vervoeging van
raketten

[B] raket

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van raketten
  2. gebiedende wijs van raketten

[C] raket v / m

  1. (plantkunde) benaming voor kruisbloemigen uit het geslacht Sisymbrium  
  2. (plantkunde) benaming voor enkele soorten kruisbloemigen buiten het geslacht Sisymbrium   die daar gelijkenis mee vertonen
2. kruisbloemigen buiten het geslacht Sisymbrium
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[9]


  • ra·ket
Naar frequentie 62506

raket

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rake

har raket

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rake

raket

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van rake

raket

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van rak


  • ra·ket

raket

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van rak


  • ra·ket
enkelvoud meervoud
nominatief   raket     raketler  
genitief   raketin     raketlerin  
datief   rakete     raketlere  
accusatief   raketi     raketleri  
locatief   rakette     raketlerde  
ablatief   raketten     raketlerden  

raket

  1. (sport) racket
  2. (sport) bat (voor tafeltennis)