zonde
- zon·de
- zn, bn: erfwoord via Middelnederlands sonde van Oudnederlands sunda, in de betekenis van ‘overtreding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
- ww: zon ww met de uitgang -de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zonde | zonden zondes |
verkleinwoord | zondetje | zondetjes |
- (religie) overtreding van een goddelijke wet of regel
- ▸ Het is natuurlijk een zonde om op kerstavond te applaudisseren, gelukkig dat ik niet de moraal van mijn grootmoeder heb geërfd.[3]
- (figuurlijk) overtreding van een door mensen gestelde norm
1. overtreding van een goddelijke wet of regel
stellend | |
---|---|
onverbogen | zonde |
verbogen | (alleen predicaat) |
zonde
- te betreuren, een gevoel van spijt of teleurstelling oproepend
- Dat is zonde van zo'n mooie dag.
1. te betreuren, een gevoel van spijt of teleurstelling oproepend
vervoeging van |
---|
zonnen |
zonde
- enkelvoud verleden tijd van zonnen
- Ik zonde.
- Jij zonde.
- Hij, zij, het zonde.
- Ik zonde.
- Het woord zonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zonde" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zonde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zonde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be