sin
- sin
- Afkomstig van het Oudnoorse voornaamwoord sinn.
Naar frequentie | 181 |
---|
sin, g
- zijn (derde persoon enkelvoud, bijvoeglijk, gemeenschappelijke vorm)
sin, m
- zijn (derde mannelijke persoon enkelvoud, bijvoeglijk, gemeenschappelijke vorm)
sin, v
- haar (derde vrouwelijke persoon enkelvoud, bijvoeglijk, gemeenschappelijke vorm)
sin, o
- zijn (derde onzijdige persoon enkelvoud, bijvoeglijk, gemeenschappelijke vorm)
sin, mv
- hun (derde persoon meervoud, bijvoeglijk, gemeenschappelijke vorm)