Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·de·re·gis·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonderegister zonderegisters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zonderegistero

  1. (religie) lijst met handelingen die verboden zijn volgens de leer van een godsdienst
  2. (religie) lijst waarin staat welke mensen welke dingen gedaan hebben die niet overeenkomen met de regels van een godsdienst
     „Dat alles overwegende”, zegt de historicus, „heb ik mijn keus bepaald bij het twaalfde punt van het zonderegister, zoals Jodocus van Lodenstein het noteerde in het notulenboek van de kerkenraad van Utrecht: „quade opvoedinge der kinderen.” Ook zij die de wet Gods niet kennen en daar ook niet van willen weten, zullen toegeven dat aan de opvoeding wel een en ander mankeert.”[2]
     Maar ook, ijdele woorden worden niet als zonde gerekend. Daarom groeit dit zonderegister als een zandberg, die uit kleine stofjes bestaat, want, u mag ze noemen zoals u wilt, het zijn zonden. God zal ze in de jongste dag oordelen.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ieder gemeentelid is geroepen zout der aarde te zijn” (08-05-2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “IJdele woorden” (07-05-2009), Reformatorisch Dagblad