Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·den·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zondenloos zondenlozer zondenloost
verbogen zondenloze zondenlozere zondenlooste
partitief zondenloos zondenlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

zondenloos

  1. verouderde spelling of vorm van zondeloos tot 2006
    • Als toch het zondenloos paradijs aan den vijand Gods verloren ging, hoe zal het tweede, waarin de zonde begrepen is, behouden blijven! [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen