zondeval
- zon·de·val
- samenstelling van zonde en val [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondeval | zondevallen |
verkleinwoord | zondevalletje | zondevalletjes |
de zondeval m
- daad waardoor men uit een staat van paradijselijke onschuld tot schuld vervalt
- door de zondeval moet de Hollander elke dag weer hard werken om te voorkomen dat de dijken doorbreken
- Het woord zondeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zondeval" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zondeval op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be