Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·de·last
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondelast zondelasten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zondelastm

  1. het berouw en zelfverwijt dat zondaars voelen voor de zonden die ze begaan hebben
    • Op de zware bedevaartsweg sjouwen de gelovigen hun zondenlast berg opwaarts, hunkerend naar de absolutie. 

Gangbaarheid