capsule
- cap·su·le
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(geneesmiddelen)omhulsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | capsule | capsules |
verkleinwoord | capsuletje | capsuletjes |
- omhulsel bij de opening (de mond) en hals van een fles
- De capsule wordt aangebracht om de kurk te beschermen tegen vervuiling en insecten.
- een omhulsel, veelal van gelatine met een medicijn erin
- ruimtevaartuig dat personen dan wel materieel bevat
- De capsule zat afgeladen vol.
- tijdcapsule, microcapsule, tijdscapsule, videocapsule, Apollocapsule, koffiecapsule, ruimtecapsule, landingscapsule
2.een omhulsel, veelal van gelatine met een medicijn erin
- Het woord capsule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "capsule" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "capsule" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /kap.syl/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
capsule | la capsule | capsules | les capsules |
capsule v