[1] sonderen
  • son·de·ren

sonderen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sonderen
sondeerde
gesondeerd
zwak -d volledig
  1. (medisch) door prikken iets onderzoeken; onderzoeken door het inbrengen van een sonde
  2. (figuurlijk) voorzichtig een eerste globaal onderzoek doen
     In de eerste fase na de verkiezingen kunnen partijen informeel bij elkaar sonderen of zij met elkaar overweg kunnen. De leider van het grootste blok in de Kamer, de oud-communist Pier Luigi Bersani, neemt daartoe het initiatief.[3]
     Hét probleem zit dan ook vooral bij de kiezers die als muggen door het politieke landschap dansen. En bij politici die de hele dag met de vinger in de lucht staan om te sonderen uit welke hoek de wind van de publieke opinie waait. Duidelijke politici en standvastige kiezers zijn de oplossing. Ook voor opiniepeilers.[4]
49 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[5]
  1. sonderen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Formatie Italië wordt waarschijnlijk zaak van lange adem” (26 februari 2013), Het Parool
  4.   Weblink bron “Peilingen? Duidelijke politici en standvastige kiezers zijn de oplossing” (16-12-2016), Reformatorisch Dagblad
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be