maandagziekte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- maan·dag·ziek·te
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van maandag en ziekte
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maandagziekte | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (schertsend) slecht humeur, gebrek aan werklust of verzuim op maandag aan het begin van weer een lange werkweek
- ziekte bij werkpaarden die vermeden kan worden met correcte voeding
Gangbaarheid
- Het woord 'maandagziekte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.