• zo·mer·nacht
enkelvoud meervoud
naamwoord zomernacht zomernachten
verkleinwoord zomernachtje zomernachtjes

de zomernachtm

  1. (tijdrekening) de uren van een dag tussen de nachtelijke uren en de middag, de ochtend van een dag in de zomer.
    • Tijdens de frisse zomernacht maakten we een wandeling over het strand. 
     Geen enkel ander boek herinnerde ik me zo goed als dat, zelfs niet De kabouterkinderen met de afbeeldingen van de drie kleintjes die op de rug van de vleermuis door de noordse zomernacht reisden.[1]
  2. (meteorologie) een nacht in juni, juli of augustus.
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767