• och·tend·ap·pel
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendappel ochtendappels
verkleinwoord - -

ochtendappel o

  1. (militair) tijdstip vroeg in de morgen waarop alle leden van een groep bijeengeroepen worden om hun aanwezigheid te bewijzen
    • Om 08.00 uur waren allen aanwezig bij het ochtendappel en het hijsen van de vlag.