• bij·een·roe·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord bijeenroeping bijeenroepingen
verkleinwoord - -

de bijeenroepingv

  1. de handeling van het bijeenroepen
  2. plaats en tijd van een vergadering aan de zittende leden mededelen om deze bijeen te brengen
    • De bijeenroeping dient geruime tijd voor de vergadering te geschieden. 
  3. een document waarin [2] geschiedt
    • Ik heb de bijeenroeping nog niet ontvangen.