Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • och·tend·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendploeg ochtendploegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ochtendploegv / m

  1. groep mensen die in die 's-morgens werkt of actief is; groep mensen die de ochtenddienst vervult
     We kwamen er 's morgens vroeg aan, vlak voordat de ochtendploeg zou beginnen.[2]
     Tijdens de finale kwam de Verenigde Staten met een geheel nieuwe ploeg: Matt Grevers, Lilly King, Caeleb Dressel en Simone Manuel zwommen daarin ruim twee seconden sneller dan de ochtendploeg.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron “Amerikaanse zwemmers winnen WK-goud in wereldrecord” (26-07-2017), NOS