Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • och·tend·trein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendtrein ochtendtreinen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ochtendtreinm

  1. een trein die in de vroege ochtend rijdt
     Levin was met de ochtendtrein in Moskou aangekomen en was toen naar het huis van zijn halfbroer Sergej Koznysjov gegaan.[2]
     Wat helpt is zijn dossierkennis. Als voorlichter beheerste hij de materie soms beter dan de Kamerleden die hij ondersteunde, herinnert collega van destijds Jaap Stuurwold zich. ,,Zijn toewijding en werklust zijn ongekend. Het kwam in die tijd regelmatig voor dat hij de eerste ochtendtrein naar huis pakte, omdat hij per se wilde zien hoe een nachtelijk debat afliep.”[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Tobias den Hartog & Laurens Kok
    “'Heerlijke reus' waakt bij formatie over CDA” (12-04-2017), Tubantia