ochtendgloren
  • och·tend·glo·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendgloren
verkleinwoord

het ochtendgloreno

  1. het eerste licht van de dag voordat de zon opgaat
    • Als je vroeg opstaat kun je het ochtendgloren zien. 
    • Daalder (56), oud-Amerikaans ambassadeur bij de NAVO en onder Bill Clinton lid van de Nationale Veiligheidsraad, heeft slecht geslapen. Er is tijdens het eerste ochtendgloren in het Trump-tijdperk nog veel onzeker, maar van het wereldbeeld van de nieuwe president wordt Daalder, nu directeur van de Chicago Council on Global Affairs, onrustig. Het zeventig jaar oude internationale stelsel verandert van gedaante, taxeert hij. [2] 
97 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Michel Kerres 10 november 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be