Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • och·tend·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtendpauze ochtendpauzes
verkleinwoord ochtendpauzetje ochtendpauzetjes

Zelfstandig naamwoord

de ochtendpauzem

  1. De pauze in de ochtend. Typisch om 11 uur om koffie te drinken
    • De korte ochtendpauze (van 10.00-10.15 uur of van 10.15 - 10.30 uur) telt mee in het aantal lesuren per dag. [1] 
Verwante begrippen

Verwijzingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen