ochtendpauze
- och·tend·pau·ze
- samenstelling van ochtend en pauze
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ochtendpauze | ochtendpauzes |
verkleinwoord | ochtendpauzetje | ochtendpauzetjes |
de ochtendpauze m
- De pauze in de ochtend. Typisch om 11 uur om koffie te drinken
- De korte ochtendpauze (van 10.00-10.15 uur of van 10.15 - 10.30 uur) telt mee in het aantal lesuren per dag. [1]
- Het woord 'ochtendpauze' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ochtendpauze" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |