afsloven
- af·slo·ven
afsloven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afsloven |
sloofde af |
afgesloofd |
zwak -d | volledig |
- zo hard werken dat je helemaal uitgeput raakt
- Hij heeft toch al iets met geld; hij vindt zichzelf een selfmade man aan wie iedereen een voorbeeld zou moeten nemen. Zoals zijn spilzieke broer Giovan Simone, aan wie hij schrijft: „Ik ben me namelijk al bijna twaalf jaar aan het afsloven in heel Italië, verdraag alle schande, duld elke ontbering, kwel er mijn lijf met elke inspanning, stel mijn eigen leven bloot aan duizend gevaren alleen maar om mijn familie te helpen.” En de waarschuwing: „Als het nodig is, ben ik in staat tienduizenden van jouw soortgenoten in verwarring te brengen. Wees dus wijs en tart niet wie al andere kwellingen kent.”[3]
- zwoegen, ploeteren, afbeulen, afjakkeren, sappelen, zwoegen, afmatten, aftobben, uitputten, vermoeien, afsappelen
1. zo hard werken dat je helemaal uitgeput raakt
- Het woord afsloven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afsloven" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 21 december 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be