lanterfanten
- lan·ter·fan·ten
- In de betekenis van ‘zijn tijd verbeuzelen’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- afgeleid van landloper [2]
lanterfanten [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lanterfanten |
lanterfantte |
gelanterfant |
zwak -t | volledig |
- luieren terwijl dat op dat moment ongepast is, verbeuzelen van de tijd
- "Ik ben te oud om het lang aan te zien. Na twee maanden dacht ik: dit is niet goed, ik moet ermee stoppen. Dat ligt niet aan die persoon, want hij was heel leuk. De relatie was gewoonweg niet het heilige vuur. Dan vind ik de weinige vrije tijd die ik heb te kostbaar om maar een beetje te lanterfanten", aldus Klok in Veronica Magazine. [4]
- Voor Kerry kan geen enkel land, dus ook de VS niet, de klimaatproblemen op zijn eentje oplossen. 'Het is eenvoudigweg een feit dat we geen tijd hebben om hier te lanterfanten over wiens verantwoordelijkheid het is om te handelen. Het is heel simpel jongens: het is de verantwoordelijkheid van iedereen.'[5]
- leeglopen, nietsdoen, aanklooien, beuzelen, straatslijpen, talmen, slabakken, niksen, lummelen, rondhangen, dagdieven
1. luieren terwijl dat op dat moment ongepast is, verbeuzelen van de tijd
de lanterfanten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lanterfant
- Het woord lanterfanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lanterfanten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "lanterfanten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lanterfanten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 10 januari 2017
- ↑ De Standaard 12 december 2014 door bvb
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be