aker
Niet te verwarren met: åker |
- aker
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘emmer’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
|
|
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aker | akers |
verkleinwoord | akertje | akertjes |
de aker m
- koperen of ijzeren emmertje, dat men aan een touw neerlaat om water te putten
- Zonder aker kunnen we geen water uit de put halen.
- (verouderd) eikel, vrucht van de eik
- Akers zijn een belangrijk bestanddeel van de wintervoorraad van eekhoorns.
- een soort kwastje, bedoeld als kledingversiersel
- In de klederdracht van Marken zijn nog steeds akers te zien.
- [1] akeren
1. koperen of ijzeren emmertje, dat men aan een touw neerlaat om water te putten
2. vrucht van de eik
|
|
- Het woord aker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aker" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, door Johannes Franck, M. Nijhoff 1892
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- a·ker
Naar frequentie | 60090 |
---|
aker
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ake
- Afgeleid van het Middelhoogduitse acker
aker