• as·re·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord asregen asregens
verkleinwoord - -

de asregenm

  1. door een vulkaan uitgestoten fijn verdeelde verbrandingsresten die uit de lucht neerslaan
    • In het jaar 1900 brengt een grote vulkaanuitbarsting Bandar aan de rand van de afgrond. Een gruwelijke asregen daalt op de koffietuinen neer en de oogst wordt nagenoeg vernield. [2]
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]