Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·mer·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanmerking aanmerkingen
verkleinwoord aanmerkinkje aanmerkinkjes

Zelfstandig naamwoord

de aanmerkingv

  1. het aanmerken
  2. een afkeurende opmerking
    • De leraar had altijd aanmerkingen op het werk van zijn leerlingen. 
Uitdrukkingen en gezegden

Aanmerking maken op.

  • Bezwaar maken tegen.

In aanmerking komen.

  • Geschikt geacht worden.

In aanmerking nemen.

  • Rekening houden met.
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be