Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aarts·le·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen aartslelijk
verbogen aartslelijke
partitief aartslelijks

Bijvoeglijk naamwoord

aartslelijk

  1. heel erg lelijk
     Brussel is een stad van uitersten. "Rijk, arm, aartslelijk, maar ook schitterend mooi. Het ideale decor voor een verhaal over macht, corruptie, politiek, moord en liefde", vertelt regisseur Anton Dierickx.[1]
     ,,Ik werd vroeger ook zwaar gepest vanwege mijn overgewicht. Mijn klasgenootjes nodigden mij nooit uit en ik vond mezelf aartslelijk. Nu zie ik er gelukkig helemaal anders uit. Mijn ambitie is om fitnesscoach te worden, zodat ik zelf mijn steentje kan bijdragen tot een gezondere wereld.’’[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “List, bedrog en passie in het 'Brussel van vandaag'” (19-01-2017), NOS
  2.   Weblink bron
    Sven van Malderen
    “Alysha (21) raakte 83 kilo kwijt en wil nu anderen helpen afvallen” (05-02-2019), Tubantia