Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·le·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen inlelijk
verbogen inlelijke
partitief inlelijks

Bijvoeglijk naamwoord

inlelijk

  1. heel onaantrekkelijk om te zien
    • Beerte, het tweede personage, is evenzeer een komisch type bij uitstek: ze is inlelijk en mager, heeft rode druipogen en grote tanden. [1]
Synoniemen
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inlelijk.

Hyponiemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen