Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oer·le·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen oerlelijk
verbogen oerlelijke
partitief oerlelijks

Bijvoeglijk naamwoord

oerlelijk

  1. heel erg onaantrekkelijk
    • Je hoeft niet net te doen alsof je dolblij bent met de cadeaus van je schoonfamilie. Dus die druk die je voelt om dat oerlelijke schilderij op te hangen, zal er niet zijn[2] 
    • Het nieuwste projectje van het oud-jurylid van tv-talentenjacht Idols? Het al vele jaren leegstaande verpleeghuis Nebo in Scheveningen. Het pand zelf wordt getransformeerd tot een zorgvilla, de oerlelijke aanbouw gaat tegen de vlakte.[3] 
    • Den Boer is zo’n 750 per maand kwijt aan dat huis, meneer E. Tuitel betaalt ruim 500 euro per maand (inclusief erfpacht, verzekeringen etc.) voor zijn vakantiewoning op de Veluwe, en dan wel in de vrije natuur: „Dus niet op zo’n park met oerlelijke hekken en een subtropisch zwemparadijs en overige lawaai makende zaken.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 6 januari 2016
  3. de Telegraaf Germa Graveland 11 september 2015
  4. de Telegraaf Marjolein Schipper 7 maart 2015
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be