in- en inlelijk
- Geluid: in- en inlelijk (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪn ɛn ˈɪnlelək/
- in-·en in-·le·lijk
- intensiverende afleiding van lelijk (bijvoeglijk naamwoord) met reduplicatie van in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | in- en inlelijk | - | - |
verbogen | in- en inlelijke | - | - |
in- en inlelijk
- uiterst onaantrekkelijk om te zien
- Hoe in- en inlelijk moet zij haar eigen veren vinden, dat ze met andermans veren moet pronken. [1]
- Het woord 'in- en inlelijk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Verhoeff, L.Dikke pret (2013) A.W. Bruna Uitgevers, Utrecht; ISBN 9789044970104; p. ;geraadpleegd 2015-07-24