aflezen
- af·le·zen
- samenstelling van af en lezen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflezen |
las af |
afgelezen |
klasse 5 | volledig |
aflezen
- de meetwaarde bepalen door te kijken naar een meetapparaat
- Ieder jaar moet ik de gasmeter aflezen om de meterstanden door te geven aan het gasbedrijf.
- Ik liep naar buiten om de thermometer af te lezen.
- Het woord aflezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aflezen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be