• gas·me·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord gasmeter gasmeters
verkleinwoord

de gasmeterm

  1. (techniek) een meetinstrument dat meet hoeveel je gebruikt
    • Geld, macht en historische wrevel speelden Moskou en Kiev parten en voor het eerst in de geschiedenis werd de gaskraan twee weken lang dichtgedraaid. Europa wist niks beters te doen dan waarnemers naar de meetstations aan de Russisch-Oekraïense grens te sturen die inderdaad concludeerden dat de gasmeters op nul bleven staan. [2] 
    • Zonnehof - de naam van de stolpboerderij in Enge Wormer is toepasselijk. Want eigenlijk is het een kleine energiecentrale. Eigenaar Dick Beets: 'Wat betreft elektriciteit en verwarming zijn we al klimaatneutraal. Nu wil ik alleen de gasmeter nog op 0 krijgen.'[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Laura Starink Graphic Nrc Studio 9 mei 2009
  3. Volkskrant Machteld van Hulten 27 oktober 2010