aanwaaien
- aan·waai·en
- samenstelling van aan vz en waaien ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanwaaien |
waaide aan woei aan |
aangewaaid |
klasse 6
zwak -d
|
volledig |
aanwaaien
- overgankelijk erheen waaien
- De wind waaide veel materiaal aan
- ▸ Ze rook uitlaatgassen en etensgeuren, maar ook een frissere lucht, die waarschijnlijk kwam aanwaaien vanuit zee.[1]
- onovergankelijk zonder moeite in iemands bezit raken
- komen aanwaaien: onverwachts op bezoek komen
- Het woord aanwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanwaaien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Amanda Block“De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be