• af·zet·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord afzetsel afzetsels
verkleinwoord

het afzetselo [1]

  1. materiaal dat uit een vloeistof neerslaat op een vast voorwerp
    • Het Brent Spar platform staat in water van 109 meter diep en is, met het bovenwatergedeelte, ongeveer 140 meter hoog. Onder water heeft de installatie een cilindrische opslagruimte voor 300.000 vaten (van 159 liter) ruwe olie. Volgens Greenpeace is in en op Brent Spar nadat de installatie werdverlaten een grote hoeveelheid giftig en milieu-gevaarlijk materiaal achtergebleven. Behalve 100 ton bezinksel uit de ruwe aardolie en 30 ton laagradioactieve afzetsel (van natuurlijke herkomst) worden genoemd: lood (700 ton), cadmium, arseen en kwik. Ook zouden PCB's en gehalogeneerde koolwaterstofverbindingen (zoals halonen) aanwezig. [2] 
    • Cholesterol (galvet) is een in vet maar nauwelijks in water oplosbaar steroïde. Het is een onmisbaar bestanddeel van membranen, vooral van hersenen en zenuwen. Vrij in de bloedbaan bevordert het echter de vorming van afzetsels die uiteindelijk tot afgesloten slagaderen en vaatziekten leiden. Cholesterol wordt met het voedsel opgenomen maar een belangrijker bron is de produktie in de lever. [3] 
81 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]