afstellen
- af·stel·len
- samenstelling van af bw en stellen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afstellen |
stelde af |
afgesteld |
zwak -d | volledig |
afstellen
- overgankelijk regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
- We hebben de verwarming op 21 graden afgesteld.
1. regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
- Het woord afstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afstellen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be