aflappen
- af·lap·pen
aflappen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflappen |
lapte af |
afgelapt |
zwak -t | volledig |
- iets repareren door er lappen op aan te brengen
- iets snel en slordig doen
- iets schoonmaken door er met een lap overheen te strijken
- [3] afnemen, wegpoetsen, verwijderen, afvegen, zemen
- Het woord 'aflappen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aflappen" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be