lappen
- lap·pen
- ww: afgeleid van lap zn met het achtervoegsel -en
- zn: lap zn met de uitgang -en en verdubbeling van de p volgens spellingregel 2.B
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lappen |
lapte |
gelapt |
zwak -t | volledig |
lappen
- overgankelijk, (techniek), (textiel): een of meer lappen in of op iets zetten (m.n. van kleding)
- Kun je die broek lappen?
- overgankelijk, (informeel) klaarspelen
- Eindelijk, we hebben het dan toch gelapt!
- overgankelijk, (pejoratief) iemand iets vervelends aandoen
- Lap me dat niet nog een keer!
[1] "een of meer lappen in of op iets zetten"
- De broek lappen en het garen toegeven
Een dienst verlenen die in verhouding tot de opbrengst erg veel tijd en/of geld kost, of waar je uitsluitend verlies op maakt
de lappen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord lap
- Het woord lappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lappen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- lap·pen
Naar frequentie | 6654 |
---|
lappen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van lapp
- lap·pen
lappen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van lapp