zemen
- Geluid: zemen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzemə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzemə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈzemə(n)/
- ze·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zemen /'zemə(n)/ |
zeemde /'zemdə/ |
gezeemd /ɣə'zemt/ |
zwak -d | volledig |
zemen
- overgankelijk het droogwrijven van een pas gewassen glazen oppervlak met een stuk zeemleer
- Hij zeemde de ruiten van zijn auto.
1. het droogwrijven van een pas gewassen glazen oppervlak met een stuk zeemleer
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | zemen |
zemen
- van zeemleer vervaardigd
- Heb je een zemen lap voor me?
de zemen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zeem
- Het woord zemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zemen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be