aaneenhang
- Geluid: aaneenhang (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenhɑŋ / (3 lettergrepen)
- aan·een·hang
vervoeging van |
---|
aaneenhangen |
aaneenhang
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhangen
- ... dat ik aaneenhang.
- Het woord aaneenhang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.