Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·han·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aaneenhangen
hing aaneen
aaneengehangen
klasse 7 volledig

Werkwoord

aaneenhangen

  1. absoluut losjes aan elkaar hangen, vooral figuurlijk
    • Het wielrennen hangt aaneen van de mythische verhalen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • van leugens aaneenhangen
    louter uit leugens bestaan of louter leugens verkondigen
Vertalingen

Gangbaarheid