ambachten
- am·bach·ten
de ambachten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ambacht
- ▸ Maar wat was het interessant om te zien hoe de diverse ambachten en beroepen aan het begin van de dag tot leven kwamen! De barbiers, hun jassen bestoven met het meel waarmee zij de pruiken poederden, de koffiehuizen, die hun deuren openden, waarna de bedienden te voorschijn kwamen met hun bladen met hete koffie en broodjes voor de bewoners van de omringende huizen, die de avond tevoren hun bestelling hadden gedaan.[1]
- ▸ 'Wie zijn wij om te zeggen welk van onze vier ambachten het zijne wordt?' Giuseppe had de vraag gesteld als een proclamatie, vol passie.[2]
- Het woord ambachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Een liefde in Frankrijk” (1977), Saga, ISBN 9788726484984
- ↑ Amanda Dykes“De vondeling van Venetië” (2023), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789029735353