afrennen
- af·ren·nen
- samenstelling van af bw en rennen ww
afrennen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afrennen |
rende af |
afgerend |
zwak -d | volledig |
- rennend naderen
- ▸ Op beelden van het incident is te zien hoe de beveiligers van Erdogan op een groep demonstranten - die leuzen tegen de president scanderen - afrennen en die aanvallen.[2]
- ▸ Twee wilde zwijnen hebben in het Duitse stadje Heide verschillende mensen aangevallen. Op beveiligingsbeelden is te zien hoe de zwijnen op mensen in een winkel afrennen en proberen te bijten.[3]
- rennend dalen
- Het woord 'afrennen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrennen" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Maarten van Ast“'Beveiligers Erdogan niet welkom in Duitsland tijdens G20-top'” (26-06-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Duits dorpje geteisterd door wilde zwijnen” (21 okt. 2017), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be