• af·sto·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afstoven
stoofde af
afgestoofd
zwak -d volledig

afstoven [1]

  1. zo lang stoven tot het spul gereed is
vervoeging van
afstuiven

afstoven

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afstuiven
    • ...dat wij afstoven. 
    • ...dat jullie afstoven. 
    • ...dat zij afstoven. 
60 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]