aanbrenger
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbrenger (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambrɛŋər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·bren·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanbrengen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbrenger | aanbrengers |
verkleinwoord | aanbrengertje | aanbrengertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanbrenger m
- (beroep) iemand die iets of iemand werft
- Hij wist als aanbrenger veel nieuwe klanten binnen te halen.
- (persoon) iemand die iemand aangeeft bij de politie
- Hij had als aanbrenger al menig kameraad verraden aan de politie.
Synoniemen
- [2] verrader, klikspaan, verklikker
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'aanbrenger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.