aanbrengen
- Geluid: aanbrengen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambrɛŋə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·bren·gen
- samenstelling van aan vz en brengen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbrengen |
bracht aan |
aangebracht |
zwak -cht | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanbrenger | |
aanbrengster |
aanbrengen
- overgankelijk brengen naar
- Zij bracht de crème aan op haar gezicht.
- ▸ Haar nagellak was van dezelfde kleur en de make-up die ze droeg was zo zorgvuldig aangebracht dat het puur natuur leek.[1]
- toevoegen, invoegen
- Nadat de zaal was schoongemaakt brachten we de versiering aan.
- werven
- Tijdens de ledenwerfactie was het de bedoeling dat ieder lid van de vereniging minstens één nieuw lid aanbracht.
1. brengen naar
2. toevoegen, invoegen
- Het woord aanbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbrengen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be