aportar
- a·por·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aportar |
aportaba |
aportado |
volledig |
aportar
- onovergankelijk (scheepvaart), aankomen, binnenlopen (in een haven)
- te voorschijn komen
- overgankelijk aanbrengen, bijdragen, inbrengen
- aanvoeren, aandragen (vooral juridisch)
- inbrengen (bruidsschat)
- [2] aparecer
- [3] contribuir
- [4] aducir
- aportar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española