• bin·nen·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenlopen
liep binnen
binnengelopen
klasse 7 volledig

binnenlopen

  1. ergatief te voet binnengaan
    • Hij was de verkeerde kamer binnengelopen en trok zich snel terug. 
     Coby is toen zomaar een reisbureau binnengelopen en drie dagen later zaten we in een hotel in Alanya.[1]
     Hiermee maakten ze een eind aan het willekeurig binnenlopen van familieleden op doordeweekse dagen. Het werkte wel, dacht Chantal terwijl ze afwezig een slok van haar rode wijn nam.[1]
  2. ergatief (scheepvaart) een haven invaren
    • Het schip was nog niet helemaal binnengelopen toen er een storm losbarstte. 
     Zo liep donderdagavond, enkele uren voor het begin van de staking van het Vlaamse overheidspersoneel nog een aardgastanker binnen in de haven van Zeebrugge. Alleen de vertrekkende schepen moesten rekening houden met vertraging omdat de verkeersleiding voor de scheepvaart in Zeebrugge niet aan de slag was.[2]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. 1,0 1,1 All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2.   Weblink bron
    Pascal Sertyn
    “Staking verlamt vooral Antwerpse haven” (26/03/2005), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


binnenlopen

  1. binnenlopen; te voet binnengaan


binnenlopen

  1. binnenlopen; te voet binnengaan