fijar
- fi·jar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fijar |
fijaba |
fijado |
volledig |
fijar
- overgankelijk bevestigen, vastmaken
- vasthechten, vastplakken
- vaststellen, bepalen
- (fotografie) fixeren
- fijar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española