• fo·to·gra·fie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het maken van afbeeldingen door chemische inwerking van licht’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • met het voorvoegsel foto- en met het achtervoegsel -grafie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fotografie fotografieën
verkleinwoord fotografietje fotografietjes

de fotografiev

  1. de kunst om door chemische inwerking van licht op een gevoelige plaat afbeeldingen te maken [3]
    • Fotografie is mijn grootste hobby. 
  2. de kunst om met behulp van een camera een afbeelding te maken
     Er ging een hele nieuwe wereld voor me open door opeens met woorden te moeten schilderen. Als art director in de reclame was ik altijd al visueel ingesteld, degene die verhalen vertelt op een beeldende manier, door middel van illustraties, fotografie of film.[4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
naamwoord fotografie

fotografie

  1. fotografie


  • IPA: /fɔtɔgrafɪjɛ/
  • fo·to·gra·fie

fotografie v

  1. fotografie
  2. foto, kiekje
    «Fotografie musí splňovat řadu kritérií aby byla akceptována na oficiální doklady.»
    Een foto moet aan een reeks criteria voldoen om geaccepteerd te (kunnen) worden voor officiële documenten.
  1. fotografování o, (spreektaal) focení o
  2. foto o, snímek m onbezield, (spreektaal) fotka v, fotečka v
  1. výrobní postup m onbezield
  2. obraz m onbezield
  • barevná fotografie - kleurenfoto, kleurenfotografie
  • černobílá fotografie - zwart-witfoto, zwart-witfotografie