kiekje
- kiek·je
- eponiem: naar de 19e-eeuwse Nederlandse fotograaf I.D. Kiek , in de betekenis van ‘amateurfoto’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | kiekje | kiekjes |
het kiekje o dim. tant.
- fotografische registratie zonder al te hoge kwaliteit
- Hij had een boek volgeplakt met kiekjes van de vakantie.
het kiekje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kiek
- Het woord kiekje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kiekje" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kiekje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be