• kiek
enkelvoud meervoud
naamwoord kiek kieken
verkleinwoord kiekje kiekjes

de kiekm

  1. een fotografische opname
    • Hij had een mooie kiek gemaakt van het nieuwe huis. 
vervoeging van
kieken

kiek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieken
    • Ik kiek. 
  2. gebiedende wijs van kieken
    • Kiek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kieken
    • Kiek je? 
92 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be