• ver·beel·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord verbeelding verbeeldingen
verkleinwoord verbeeldinkje verbeeldinkjes

de verbeeldingv

  1. zich iets visueel voorstellen, ergens in het hoofd een beeld van maken
  2. iets visualiseren, ergens een beeld bij maken
     'Een schrik voor de meisjes. Toch was die roede warempel geen verbeelding.[1]
  • tot de verbeelding spreken
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 14
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be