afdansen
- af·dan·sen
- samenstelling van af bw en dansen ww
afdansen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afdansen |
danste af |
afgedanst |
zwak -t | volledig |
- het afleggen van een dansexamen
- Toch was Samsom sterk, hoewel hij er wel enigszins uitzag als neef Frans die moest afdansen en van tante Corrie toen een keurig C&A'tje had gekregen. "Stropdas erbij doen voor de jongeheer, mevrouw?" "Bijzonder vriendelijk, mijnheer." [1]
- zich verwijderen door te gaan dansen
- Het woord afdansen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdansen" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Het Parool T. Holman 23 augustus 2012 Samsom zag eruit als neef Frans die moest afdansen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be