• af·ster·ven

afsterven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afsterven
stierf af
afgestorven
klasse 3 volledig
  1. iemand verloren hebben door dat die persoon overleden is
    • Zijn vrouw en kinderen zijn afgestorven. 
  2. (langzaam) dood gaan, fysiologisch aftakelen (atrofiëren)
    • De E betekent dat ze zijn gecontroleerd en veilig bevonden door de Europese voedselautoriteit. Maar dat willen we niet horen. We weten niet wat die nummers betekenen. En je weet nauwelijks méér als je leest dat het mononatriumglutamaat, natriumguanylaat en dinatriuminosinaat zijn. Het zijn woorden waar consumenten bang van worden, en van alle afschrikwekkende E-nummers heeft E621, glutamaat, misschien wel het grootste imagoprobleem. Van E621, ook wel MSG of ve-tsin genoemd, zeggen sommige mensen hoofdpijn of buikpijn te krijgen. Op z’n minst. Je hoeft maar een paar keer te klikken en je leest dat deze ‘silent killer’ gevaarlijker is dan roken! Dan alcohol! Dan drugs! Nederlandse websites zoals gezondheidenvoeding.nl en goedgezond.info (wie ze beheert is onduidelijk) volgen paniekdokters die beweren dat E621 ‘neurotoxisch’ is en dat ‘zenuwcellen ervan afsterven’. [2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Martine Kamsma 11 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be